Lustrumsymposium 2016
The Future Weather Factory: Weather, Climate and Society: Samenvatting van het jubileumsymposium 25 November 2016
Gert-Jan Steeneveld, Janneke Ettema (NVBM)
De NVBM bevordert de meteorologische beroepsuitoefening op wetenschappelijk, maatschappelijk en intermenselijk terrein. Met deze doelen werd onze vereniging op 27 maart 1991 opgericht. Er is dit jaar dus iets te vieren! Op 25 november 2016 vierden we het 25-jarig jubileum met een dagvullend symposium “The Future Weather Factory: Weather, Climate and Society” in het Oude Magazijn in Amersfoort. De toekomstige vraag naar meteorologische producten en dienstverlening vanuit stakeholders werd beantwoord door experts op het gebied van meteorologische observaties, modellering, crowdsourcing, onderwijs. Dit werd afgewisseld door de uitreiking van de NVBM awards, door muziek en publiek debat aan de hand van stellingen. Hier volgt een samenvatting van deze feestelijke dag.
De dag werd geopend door Robert Mureau over de vraag wat de rol van de operationeel meteoroloog door de tijd heen was en hoe die in de toekomst zal zijn. Tot 1980 hadden meteorologen grote verantwoordelijk voor het gehele verwachtingsproces. Met de komst van de numerieke modellen kreeg de meteoroloog een andere positie. Rond 1980 suggereerden sommige wetenschappers zelfs dat Model Output Statistics de meteoroloog overbodig zou maken. De huidige meteoroloog is een adviseur, heeft veelal een wetenschappelijke opleiding, en uitstekende communicatie vaardigheden. Robert concludeerde dat de meteoroloog nog steeds actief en nodig is, omdat klanten graag persoonlijk contact onderhouden en feedback krijgen. De meteoroloog moet pro-actief zijn ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen op het vlak van modellen, satellietenwaarnemingen en andere observaties, en van automatisering. Verder riep hij op tot een meer een centrale training.
Vanuit de windenergie-sector bracht Erik Holtslag (Ecofys) de uitdagingen in. Ondanks de sterke modelontwikkeling in de afgelopen jaren is moet de nauwkeurigheid van de windverwachtingen voor de energiesector verder omhoog. Verder ligt er een open vraag hoe grootschalige installatie van windturbine parken het weer en klimaat boven land beinvloedt.
Oud-NVBM voorzitter Boudewijn Hulsman (Ministerie van Defensie, RNLAF Staff), sprak over de gewenste verfijning in verwachtingsproducten voor specifieke diensten en regio’s met gebrek aan waarnemingen. Hij bepleitte opleiding van de klanten over de betrouwbaarheid van verwachtingen en de betekenis voor hun operaties. Daarnaast opperde hij een betere “Scenario forecasting” waarbij JMG zelf EPS clusters kan kiezen voor op dat moment interessante gebieden. Ook is de Space Weather Service, belangrijk voor communicatie- en navigatiesystemen, een speerpunt voor de komende jaren.
Marco Bobeldijk van het Verbond van Verzekeraars sprak over de behoefte aan accurate modellering van toekomstige claims en daarmee het toekomstig risico dat de samenleving en de verzekeringssector loopt. De kwetsbaarheid van klanten neemt toe in een opwarmend klimaat. Er is duidelijk een trend zichtbaar van hogere claims door extreem weer. De verzekeringssector vraagt van het meteorologisch vakgebied betere modellen die deze trend reproduceren, “joint risk management” voor burgers en bedrijven mogelijk maken. Succesvol management combineert de inzet van statistische modellen, ruimtelijke planning, technische ontwikkeling, menselijke gedrag en verzekerbaarheid. De vraag ligt voor wat hierin de beste mix is qua verantwoordelijkheid van de verzekeraars en wat is de rol van de overheid.
Jeroen van Leuken van het RIVM zette het betoog voort over de vraag hoe de verspreiding van infectieziektes en het weer met elkaar gerelateerd zijn. Voor RIVM is deze kennis belangrijk voor de risico beoordeling, he management en de communicatie door infecties via zogenaamde bio-aerosol (in de lucht aanwezige deeltjes of biologisch materiaal van bacterien, virussen, sporen, schimmels, algen en pollen. Hij lichtte dit toe aan de hand van Q-koorts epidemie. Infecties bleken niet random gerelateerd tot de afstand van een besmet bedrijf maar door de inzet van meteorologische verspreidingsmodellen kan een aanzienlijk betere inschatting gemaakt worden voor de volksgezondheid.
Na de lunch en de uitreiking van de NVBM awards (zie december nummer Meteorologica 2016) werd het sympsosium voortgezet met sprekers die de voorgelegde vragen van stakeholders beantwoorden.
Arnold Moene (Wageningen Universiteit) boog zich over de vraag waar een toekomstige meteoroloog aan moet voldoen en welk opleidingseisen daarbij komen kijken. De vraag is niet alleen wat er qua meteorologische inhoud moet worden gedoceerd, i.e. over de atmosferische natuurkunde, over onderzoek doen, en over de weg naar een baan in het vakgebied. Ook ligt de vraag voor welke vaardigheden, en met name welke interdisciplinaire vaardigheden daarbij komen kijken. Daarnaast ligt er een uitdaging om voortdurend de disciplinaire didactiek te blijven ontwikkelen. Het betoog werd afgesloten met een oproep voor dialoog tussen universiteiten en de sector over beoogde kennis en vaardigheden, maar ook onder universitaire staf over succesvolle didactische aanpakken.
Vanuit het KNMI sprak Gerard van der Steenhoven over welke innovaties nodig zijn voor een beter begrip en monitoring van extreem-weer-gebeurtenissen. Qua waarnemingen liggen die in verbeterde instrumenten, satellietwaarnemingen, en het gebruik van crowdsourcing. Weermodellen kunnen in de komen de jaren verleggen. In hun recent geformuleerde strategie heeft het ECMWF de ambitie voor de succesvolle voorspeltermijn neergelegd op twee weken voor weersextremen, 4 weken voor regime veranderingen en een jaar voor seizoensignalen. Verder stelde Gerard verfijnde regionale impact-based waarschuwingen en adviezen voor. Gezien de verwachte hogere frequentie van extreem weer, de specifieke adviezen die de samenleving vraagt, de COP21 overeenkomst, en de veelheid aan geofysische verschijnselen (naast weer ook aardbevingen, vulkanen en space weather) pleitte hij voor het opzetten van een (Multi-Hazard) Early Warning Centre op het KNMI. Samengevat dwingt klimaatsverandering tot innovatie in de meteorologie die het Early Warning Centre, producten ivm de energietransitie en klimaatbewustwording bij het grote publiek.
Onze eerste internationale gast Lee Chapman van de universiteit van Birmingham presenteerde zijn werk over dichte waarnemingsmeetnetten voor het stadsklimaat als voorbeeld voor de bredere toepassing in de toekomst. Het is duidelijk dat door urbanisatie, het stedelijk warmte-eiland en klimaatverandering de druk op steden toeneemt. Stedelijke waarnemingen zijn schaars en weermodellen voor de stad staan nog relatief in de kinderschoenen. Wat dan wel? Voorbeelden van een nieuwe generatie stedelijke meetnetten in Oklahoma en Birmingham passeerden de revue. Deze netten communiceren bijna real-time met de dataserver, zijn bijna permanent geworden, en zelfs relatief goedkope instrumenten blijken al betrouwbare waarnemingen op te leveren. Zijn deze netten dan de oplossing? Ook hier schuilen gevaren, i.e. netten zijn duur (GSM verbindingen) vragen onderhoud en een goede kwaliteitscontrole. Hierdoor overleven veel meetnetten de opstartfase niet. Nieuwe methodes zijn nodig voor een goede ruimtelijke dekking en resolutie waarmee microklimaat echt kan worden gemeten, in plaats dat de meting vragen oproept over representativiteit. Het Internet of Things is hierbij een nieuwe technologie.
Wilco Hazeleger (Nederlands eSciencecenter) ging in op de Wet van Mo(o)re. Want ja, de maatschappij en de wetenschap wil steeds meer. De wet van Moore (elke 18 maanden verdubbeling van computercapaciteit ) is niet houdbaar met de huidige technologie, met name door te hoge energiekosten doe voor globale operationele verwachtingen op ~1 km schaal nodig zijn. Nieuwe innovaties zullen deze stap moeten faciliteren. Maar er gaan ook nu al veel dingen goed. Wilco liet voorbeelden zien van 9km operationele forecasts door het ECMWF, relatief fijnschalige klimaatprojecties, regionale modellering voor steden, data-assimilatie op ruimtelijk fijne schaal, large-eddy en directe numerieke simulaties voor stromingen binnen straten, en machine-learning. Meteorologie heeft altijd aan voorfront gestaan en zal moeten blijven innoveren!
De eer voor de laatste presentatie viel te beurt aan Mark Higgins (EUMETSAT), over de rol van satellietobservaties in beslissingsprocessen in ons vakgebied. Alleen al het verlies van bepaalde satellietinstrumenten kan al een verlies van tot 15% in de score van de weersverwachting opleveren. De opbrengst/kosten ratio van het aardobservatieprogramma bedraagt circa 20 tot 60. Hoe kunnen de geplande missies tot 2040 dit nog verder verbeteren? Waarnemingen in de korte golflengtes zullen verbeterde aerosol schattingen en waterinhoud van de atmosferische kolom mogelijk maken. Ook de detectie van dunne cirrus en wolkenmicrofysica wordt versterkt via investeringen in de hogere golflengtes. Een verbeterde ruimtelijke resolutie (~1km) en verbreed temperatuurdomein (350-450 K) maakt detectie van bosbranden en gerelateerde CO2 emissies nauwkeuriger. De MeteoSat Third Generation missie brengt de detectie van bliksem op een hoger plan met toepassingen in routering van het vliegverkeer een verbeterde klimaatmonitoring. Verder worden er nieuwe producten ontwikkeld voor assimilatie in regionale modellen ter verbetering korte-termijn verwachtingen van convectieve systemen. En natuurlijk zullen de mooie plaatjes blijven!
Het officiële programma werd afgesloten met debat over stellingen, waarin het publiek middels een stemkastje op hun smartphone haar mening kon uiten.
Dit symposium werd mede mogelijk met steun van TU Delft, MeteoGroup, en EUMETSAT.
Presentaties lustrumsymposium 2016
Bestandsnaam | Bestandsgrootte |
---|---|
Bobeldijk.pdf | 846.0 kB |
Chapman.pdf | 2.0 MB |
Hazeleger.pdf | 3.0 MB |
Higgins.pdf | 8.8 MB |
Holtslag.pdf | 1.3 MB |
Hulsman.pdf | 424.3 kB |
Moene.pdf | 1.1 MB |
Mureau.pdf | 532.7 kB |
VanLeuken.pdf | 7.6 MB |
VandenBerg.pdf | 13.4 MB |
VdSteenhoven.pdf | 2.5 MB |